Informanagement 2021

Category Archives — Informanagement 2021

Aan- of verkoop VVO’s regelen voor 1 januari

Bedrijven met een fosfaatoverschot moeten, afhankelijk van de regio en behoudens enkele vrijstellingen, een deel van dit overschot laten verwerken. Daarbij bestaat ook de mogelijkheid om de mestverwerkingsplicht over te dragen aan of over te nemen van een ander bedrijf door het sluiten van een vervangende verwerkingsovereenkomst (VVO). Deze overeenkomst dient uiterlijk 31 december 2021 gemeld te worden bij de RVO.nl. Beide partijen dienen daarvoor de overeenkomst middels eHerkenning te ondertekenen. Het is raadzaam om nu te bepalen of u aan de verwerkingsplicht heeft voldaan of dat er nog een VVO moet worden afgesloten.

Bij het maken van de berekening in hoeverre aan de verwerkingsplicht is voldaan, is het belangrijk goed te kijken of de geregistreerde verwerkte hoeveelheid fosfaat reëel en aannemelijk is. Met name bij de afvoer van de dikke fractie na mestscheiding komen in de praktijk nogal eens gehalten voor die niet realistisch zijn en tot bijstelling door RVO.nl leiden. Dat de hoge gehalten blijken uit een analyseverslag is zonder een aannemelijke verklaring niet relevant.

Er kan geen VVO worden afgesloten in het geval het ene bedrijf voor meer dan de helft dierlijke meststoffen, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat, van kippen of kalkoenen produceert en het andere bedrijf voor meer dan de helft dierlijke meststoffen, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat, van één of meer andere diersoorten produceert.

Bron: Overig | publicatie | 08-12-2021

Gehalten dikke fractie na mestscheiding niet aannemelijk

Na een NVWA-controle legde RVO.nl mestboetes met een totaalbedrag van bijna € 44.000 op aan een melkveehouder. De boetes hadden betrekking op overschrijding van gebruiksnormen, het niet voldoen aan de eigen mestverwerkingsplicht en de mestverwerkingsplicht in het kader van de Verantwoorde Groei Melkveehouderij, het niet naar waarheid bijhouden van een inzichtelijke administratie en het niet naar waarheid verstrekken van de gevraagde gegevens in het jaar 2016. De opgelegde boetes waren met name terug te voeren op de afvoer van één vracht dikke fractie na mestscheiding (mestcode 13) op 15 december 2016. RVO.nl betwistte niet dat op die dag mest was afgevoerd, maar had deze vracht buiten beschouwing gelaten omdat sprake zou zijn van onaannemelijk hoge stikstof- en fosfaatgehaltes en een onaannemelijk hoog percentage droge stof. Er zou 36 ton dikke fractie zijn afgevoerd met 15,5 kg fosfaat per ton en 33,61 kg stikstof per ton. Ter vergelijking: forfaitair bevat deze dikke fractie 9,8 kg fosfaat en 16,9 kg stikstof per ton.

De rechtbank oordeelde dat RVO.nl terecht heeft gesteld dat de fosfaat- en stikstofgehaltes, die de afgevoerde dikke fractie zou bevatten, niet konden passen bij de gehalten van de rundveedrijfmest, die de mestscheider was ingegaan. Ook werd het de melkveehouder aangerekend dat hij niet beschikte over een sluitende administratie betreffende de mestscheiding. Daardoor kon de (on)juistheid van de gehaltes van de afgevoerde mest niet worden geverifieerd. De melkveehouder slaagde er niet in te bewijzen dat de hoge gehalten waren ontstaan door nadroging van de mest, zoals hij stelde. Wel mocht RVO.nl de betwistte vracht niet geheel schrappen. Zij had moeten vaststellen wat de werkelijke situatie was, zeker nu zij niet betwistte, dat op die dag een vracht mest was afgevoerd. De melkveehouder had terecht gesteld dat het uiterst onaannemelijk was dat deze dikke fractie helemaal geen fosfaat of stikstof bevatte. De rechtbank droeg RVO.nl op hierover een standpunt in te nemen en hield iedere verdere beslissing aan.

Bron: Rechtbank | jurisprudentie | 08-12-2021

Besluit over btw-heffing en toepassing KOR bij zonnepanelen

De staatssecretaris van Financiën heeft een nieuwe versie van het besluit over de btw-heffing en de toepassing van de KOR bij zonnepanelen gepubliceerd. De vorige versie van dit besluit dateert van december 2020. Het besluit bevat een goedkeuring voor particuliere zonnepaneelhouders die de kleine-ondernemersregeling (KOR) willen toepassen. De goedkeuring houdt in dat de KOR met ingang van 1 januari volgend op het jaar van aanschaf kan worden toegepast, ook als de aanmelding voor de regeling plaatsvindt in de laatste vier weken van het kalenderjaar van aanschaf.

Particuliere zonnepaneelhouders melden zich bij de Belastingdienst aan als ondernemer met behulp van het formulier Opgaaf Zonnepaneelhouders. Op dat formulier kan worden aangegeven of de zonnepaneelhouder de KOR wil toepassen. Het formulier moet uiterlijk op 31 december van het jaar van aanschaf bij de Belastingdienst zijn ingediend.

In juli 2021 heeft de Hoge Raad een arrest gewezen over de reikwijdte van de aftrek van omzetbelasting voor exploitanten van zonnepanelen. De gevolgen van dit arrest zijn verwerkt in het besluit. Op grond van het arrest bestaat geen recht op aftrek van de omzetbelasting die drukt op uitgaven, die niet gerelateerd zijn aan de levering van stroom aan het energiebedrijf.

Het besluit is op 30 november 2021 in werking getreden.

Bron: Ministerie van Financiën | besluit | nr. 2021-19540, Staatscourant 2021, Nr. 47567 | 28-11-2021

Geen bron van inkomen door inactiviteit

Volgens vaste jurisprudentie worden aan een bron van inkomen drie voorwaarden gesteld:

  1. er is deelname aan het economische verkeer;
  2. met het oogmerk om voordeel te behalen; en
  3. de verwachting dat het voordeel redelijkerwijs kan worden behaald.

De bewijslast voor het bestaan van een bron van inkomen rust op de belastingplichtige.

In een procedure was in geschil of activiteiten met betrekking tot een stuk grond een bron van inkomen vormden, hetzij als ondernemingsactiviteit, hetzij als resultaat uit overige werkzaamheden. Het stuk grond was in 2008 gekocht om daarop een woon-/werkpand te bouwen. De gemeente heeft een vergunning voor de bouw afgegeven, waarna in 2009 is begonnen met de bouw. Als gevolg van de economische crisis, het faillissement van de aannemer en persoonlijke omstandigheden is de belanghebbende in financiële problemen geraakt. De bank is vervolgens met de financiering gestopt. De gemeente heeft de bouwvergunning ingetrokken omdat gedurende een half jaar geen bouwactiviteiten waren verricht. Uiteindelijk is de onroerende zaak in 2014 via een openbare veiling verkocht. De belanghebbende wilde het op het project geleden verlies ten laste van zijn belastbare inkomen brengen.

Naar het oordeel van de rechtbank is er vanaf 2010 niet veel gebeurd. Voor zover er sprake is geweest van een bron van inkomen, dan was dat in ieder geval in 2014 niet meer het geval. Dat betekent dat er ook geen sprake kan zijn van negatieve winst uit onderneming of een negatief resultaat uit overige werkzaamheden.

Bron: Gerechtshof Amsterdam | jurisprudentie | ECLINLGHAMS20213227, 20/00528 | 27-10-2021

Werknemer nam per direct ontslag

Een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd hoeft niet de mogelijkheid van tussentijdse opzegging te bevatten. Als deze mogelijkheid ontbreekt, kan de werknemer alleen eerder opzeggen wanneer sprake is van een dringende reden.

Een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd liep tot en met 31 juli 2021. Op 21 juni 2021 heeft de werkgever de werknemer schriftelijk meegedeeld dat de arbeidsovereenkomst niet zou worden verlengd. Op 30 juni deelde de werknemer aan de werkgever mee dat hij per direct ontslag nam. De werkgever wees de werknemer erop dat de arbeidsovereenkomst niet tussentijds kon worden opgezegd. De werknemer is desondanks niet meer op het werk verschenen. De werkgever vorderde in een procedure bij de kantonrechter betaling van de gefixeerde schadevergoeding. Deze vergoeding is een bedrag gelijk aan het loon in geld over de termijn dat de arbeidsovereenkomst geduurd zou hebben als deze van rechtswege zou zijn geëindigd. De kantonrechter kende deze vordering toe, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2021.

Daarnaast vorderde de werkgever terugbetaling van een onverschuldigde (loon)betaling wegens teveel opgenomen vakantiedagen. De kantonrechter wees ook deze vordering toe, omdat de werknemer erkende teveel verlofdagen te hebben opgenomen.

Bron: Rechtbank Rotterdam | jurisprudentie | ECLINLRBROT202111013, 9387832 VZ VERZ 21-13983 | 02-11-2021

Te laat verstrekken gegevens lening van vader verhinderde renteaftrek

De rente van schulden, die deel uitmaken van de eigenwoningschuld, is aftrekbaar voor de inkomstenbelasting. Voor zover een lening niet is verstrekt door een renseigneringsplichtige instelling zoals een bank, moeten bij de aangifte gegevens worden verstrekt over de schuld, de rente, en de identiteit van de geldverstrekker. De verplichting om deze gegevens in de aangifte te vermelden, heeft tot gevolg dat deze uiterlijk op het moment waarop de aanslag onherroepelijk wordt moeten zijn verstrekt. De aanslag staat onherroepelijk vast op het moment waarop de wettelijke bezwaartermijn van zes weken is geëindigd.

Een vrouw financierde de aankoop van een eigen woning deels met een hypothecaire lening van een bank en deels met een lening van haar vader. In de aangifte inkomstenbelasting over 2016 heeft de vrouw wel de lening van de bank als eigenwoningschuld vermeld, maar niet de lening bij haar vader. De rente over deze lening is in de aangifte niet in aftrek gebracht. Bijna een jaar nadat de aanslag was vastgesteld heeft de vrouw een herziene aangifte over 2016 ingediend, waarin zij de aan haar vader betaalde rente wel in aftrek heeft gebracht. Bij de herziene aangifte zijn de benodigde gegevens van de door vader verstrekte geldlening overgelegd. De Belastingdienst heeft de herziene aangifte als bezwaarschrift aangemerkt. Het bezwaar is niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn en vervolgens als verzoek om ambtshalve vermindering behandeld en afgewezen.

Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden heeft de vrouw over 2016 geen recht op aftrek van de aan haar vader betaalde rente, omdat de gegevens van de lening te laat zijn verstrekt. De door haar vader verstrekte geldlening was in het jaar 2016 geen onderdeel van de eigenwoningschuld. De Hoge Raad heeft dat oordeel onderschreven.

Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLINLHR20211719, 20/03558 | 18-11-2021

Hof wijst vordering tot opschorting UBO-wetgeving af

De stichting Privacy First heeft de Nederlandse staat voor de rechter gedaagd vanwege de invoering van het UBO-register. Het UBO-register is het gevolg van de implementatie van de vierde en vijfde Europese anti-witwasrichtlijn in Nederlandse wetgeving. Een UBO is de ultimate beneficial owner of de uiteindelijk begunstigde van een juridische entiteit. Van de UBO’s van in Nederland gevestigde vennootschappen en andere juridische entiteiten worden de volgende gegevens in het Handelsregister opgenomen:

  • het burgerservicenummer;
  • een fiscaal identificatienummer van een ander land;
  • de naam, de geboortemaand en het geboortejaar, de woonplaats en de nationaliteit;
  • de geboortedag, de geboorteplaats, het geboorteland en het woonadres;
  • de aard van het door de uiteindelijk belanghebbenden gehouden economisch belang en de omvang van dit belang, aangeduid in bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen klassen.

De naam, geboortemaand en -jaar, de woonplaats en nationaliteit van een UBO, alsmede de aard en omvang van zijn belang kunnen door iedereen, die dat wil, worden ingezien. Andere gegevens zijn niet voor het publiek toegankelijk, maar wel voor de financiële inlichtingeneenheid of een andere bevoegde autoriteit.

Privacy First heeft gevorderd dat de verplichting om gegevens over de UBO aan te leveren en het recht van eenieder om gegevens over de UBO in te zien buiten werking wordt gesteld of in ieder geval wordt geschorst. Volgens de stichting zijn deze bepalingen in strijd met het Handvest van de grondrechten van de EU, de EU-beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit en de Algemene Verordening Gegevensbescherming. De voorzieningenrechter heeft de vordering afgewezen op de grond dat toewijzing ertoe zou leiden dat de Staat niet voldoet aan zijn verplichting tot het inrichten van een nationaal openbaar UBO-register. De Nederlandse rechter kan de nationale wetgeving ter implementatie van een Europese richtlijn niet buiten werking stellen zonder dat het Hof van Justitie EU de ongeldigheid van die richtlijn heeft vastgesteld.

Wel heeft de nationale rechter de ruimte om de tenuitvoerlegging van EU-regelgeving op te schorten in afwachting van een oordeel van het Hof van Justitie EU over de geldigheid van die regelgeving. Dat kan alleen als de zaak spoedeisend is en voor de verzoeker onherstelbare en ernstige schade dreigt. Die schade voor UBO’s is volgens de rechter door Privacy First niet aangetoond.

In hoger beroep heeft Hof Den Haag het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. Het hof voelt zich, als niet zijnde de hoogste nationale rechter en oordelend in kort geding, niet verplicht om prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie EU te stellen.

Bron: Hof Den Haag | jurisprudentie | ECLINLGHDHA20212176, 200.293.732/01 | 15-11-2021

Consultatie verlaging maximale kredietvergoeding

De maximale vergoeding voor consumptief krediet op jaarbasis bestaat uit de wettelijke rente, vermeerderd met een opslag. Voor deze opslag geldt een wettelijk maximum. Deze opslag bedraagt 12 procentpunten. In verband met de coronacrisis is de opslag op de wettelijke rente tijdelijk verlaagd naar 8 procentpunten. Deze tijdelijke verlaging eindigt op 1 juli 2022. Ter voorbereiding op een mogelijke structurele verlaging van de maximale kredietvergoeding wordt een voorstel ter consultatie voorgelegd om de opslag per 1 juli 2022 structureel te verlagen naar 8 procentpunten. Uitgaande van de huidige wettelijke rente zou de maximale kredietvergoeding daarmee uitkomen op 10%.

Doel van een verlaging van de maximale kredietvergoeding is het voorkomen van financiële problemen voor consumenten. De verlaging zou ook kunnen zorgen voor een strenger acceptatiebeleid van kredietaanbieders doordat de financiële ruimte voor een risico-opslag wordt verminderd. Tot 17 december kan op het voorstel worden gereageerd via https://www.internetconsultatie.nl/beleidsnotakredietvergoeding.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 18-11-2021

Onderzoeksrapport brievenbusfirma’s in Nederland

De commissie, die onderzoek heeft gedaan naar de activiteiten van brievenbusfirma’s of doorstroomvennootschappen in Nederland, heeft haar onderzoeksrapport afgerond. In het rapport besteedt de commissie aandacht aan de rol van fiscale factoren op de aanwezigheid van doorstroomvennootschappen, de rol van niet-fiscale factoren daarop en de samenhang tussen belastingontwijking en witwassen. De staatssecretaris van Financiën heeft het rapport met een reactie van het kabinet naar de Tweede Kamer gestuurd.

Volgens de commissie is het niet mogelijk om een sluitende definitie te geven van een doorstroomvennootschap. De beoordeling of sprake is van een doorstroomvennootschap zou moeten gebeuren aan de hand van kenmerken als de aanwezigheid van een internationale structuur, transacties met gelieerde partijen, beperkte reële aanwezigheid in Nederland, fiscale, financiële of juridische motieven en grote internationale geldstromen of balansposities.

Nederland kent een groot aantal doorstroomvennootschappen. Op basis van gegevens van De Nederlandsche Bank ging het in 2019 om circa 12.400 doorstroomvennootschappen. De rente-, royalty- en dividendbetalingen, die door deze vennootschappen stromen, bedroegen in de periode 2015-2019 170 miljard euro per jaar. De komende jaren zal moeten blijken of de door het kabinet in de afgelopen jaren genomen maatregelen het gewenste effect hebben op de ongewenste doorstroom van geld.

De commissie doet een aantal aanbevelingen in het rapport, onder meer betreffende een uitbreiding van de spontane uitwisseling van informatie met andere belastingdiensten. Daarnaast doet de commissie aanbevelingen op het gebied van het jaarrekeningenrecht en ten behoeve van transparantie van juridische entiteiten.

Het is aan een volgend kabinet om de aanbevelingen van de commissie te beoordelen en eventueel om te zetten in beleid.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 21-11-2021

Aanvullende crisismaatregelen vierde kwartaal 2021

Nadat het kabinet onlangs heeft besloten om voor het vierde kwartaal van 2021 de TVL open te stellen, kondigt het kabinet nu de vijfde versie van de NOW aan. Tegelijk wordt de TVL voor het vierde kwartaal verruimd. Ook de regeling voor belastinguitstel wordt verlengd.

NOW-5

De NOW-5 gaat gelden voor de periode van 1 november 2021 tot en met 31 december 2021. De regeling is vrijwel gelijk aan de NOW-4. Het omzetverlies moet ten minste 20% bedragen, het subsidiepercentage is 85, de forfaitaire opslag voor werkgeverslasten 40% en het te vergoeden loon bedraagt maximaal twee keer het maximumdagloon. Het maximaal te vergoeden omzetverlies bedraagt 80%. De referentiemaand voor de loonsom wordt september 2021. De referentie voor de bepaling van het omzetverlies is 1/6 van de omzet van het jaar 2019. Voor starters geldt een afwijkende referentieperiode. Ondernemingen, die zijn gestart tussen 1 februari 2020 en 1 juli 2021, kunnen de periode van 1 juli 2021 tot en met 31 oktober 2021 als referentieomzetperiode hanteren. Ondernemingen, die na 1 juli maar voor 1 oktober 2021 zijn gestart, kunnen hun referentieomzet berekenen oever de periode vanaf de eerste volledige kalendermaand met omzet tot en met 31 oktober 2021. Deze omzet wordt omgerekend naar twee maanden. Werkgevers kunnen bij de NOW-5 aanvraag niet kiezen over welke maanden zij het omzetverlies willen laten berekenen. In alle gevallen gaat het om het omzetverlies over november en december 2021. De loonsom mag maximaal 15% zijn gedaald zonder gevolgen voor de NOW-subsidie. In de NOW-3 en NOW-4 was dit 10%.

Onder de NOW-5 geldt een bonus- en dividendverbod voor heel 2021 bij een voorschot of definitieve subsidie van € 125.000 of meer. Ook geldt voor deze groep een inkoopverbod voor eigen aandelen. Bij een aanvraag op werkmaatschappijniveau geldt het dividendverbod voor het gehele concern. Het bonusverbod geldt in die gevallen voor het bestuur en de directie van het concern en de aanvragende entiteit.

De regeling voor werktijdverkorting blijft tijdens de NOW-5 van kracht voor niet-coronagerelateerde aanvragen.

Het kabinet streeft ernaar dat werkgevers in december al de NOW-5 kunnen aanvragen en dat de voorschotten nog in die maand betaald kunnen worden. De definitieve vaststelling van de NOW-5 kan vanaf 1 juni 2022 tot en met 22 februari 2023 worden aangevraagd.

TVL

De maximale subsidiebedragen voor de TVL voor het vierde kwartaal worden verhoogd naar € 550.000 voor mkb-ondernemingen en € 600.000 voor grote ondernemingen. Het subsidiepercentage wordt verhoogd van 85 naar 100.

Fiscale maatregelen

Uitstel van betaling van belastingen

Het uitstel van betaling van belastingen over het vierde kwartaal van 2021 voor ondernemers die nog openstaande belastingschulden hebben onder het bijzonder uitstel van betaling vanwege de coronacrisis wordt verlengd. Dit verlengde uitstel van betaling geldt voor alle belastingen die op grond van het Besluit noodmaatregelen coronacrisis voor uitstel in aanmerking komen en waarvan de uiterste betaaldatum voor 1 februari verstrijkt. Deze belastingschuld wordt opgeteld bij de belastingschuld die vanaf 1 oktober 2022 in 60 maanden moet worden afgelost. Ondernemers die niet eerder uitstel van betaling vanwege de coronacrisis hebben aangevraagd of die hun uitgestelde belastingschuld volledig hebben voldaan, kunnen uitstel van betaling aanvragen voor de betaling van hun belastingen over het vierde kwartaal.

Invorderingsrente

De invorderingsrente zou per 1 januari 2022 stijgen van 0,01% naar 1%. Dit gaat niet door. De invorderingsrente blijft tot 1 juli 2022 0,01%. Daarna stijgt de invorderingsrente stapsgewijs per halfjaar naar het oude niveau, zie onderstaande tabel.

  1 januari 2022 1 juli 2022 1 januari 2023 1 juli 2023 1 januari 2024
 Oud regeling   1%   2%   3%   3%   4%
 Nieuwe regeling   0,01%   1%   2%   3%   4%

Grensarbeiders

Voor grensarbeiders zijn afspraken gemaakt met België en Duitsland. Op grond daarvan worden thuiswerkdagen behandeld als dagen, die zijn gewerkt in het land waar normaal zou zijn gewerkt. Deze afspraken lopen tot en met 31 december van dit jaar. Nederland zal beide landen benaderen voor een verdere verlenging.

Vangnet zelfstandigen

Voor zelfstandigen is er inkomensondersteuning beschikbaar in de vorm van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen. De toepassing van dit besluit is tijdelijk vereenvoudigd. Met ingang van 1 januari 2022 zal het Besluit weer zonder wijzigingen worden uitgevoerd.

Bron: Ministerie van Economische Zaken en Klimaat | publicatie | CE-AEP / 21298673 | 25-11-2021