Informanagement 2021

Category Archives — Informanagement 2021

Vooruitbetaalde rente eigen woning

De betaalde rente over de eigenwoningschuld behoort tot de aftrekbare kosten van de eigen woning. Deze rente is aftrekbaar op het tijdstip waarop de rente is betaald, verrekend, ter beschikking gesteld of rentedragend geworden. Aan de vraag naar het tijdstip van aftrek gaat de vraag vooraf of en in hoeverre het gaat om voor aftrek in aanmerking komende eigenwoningrente. Of van eigenwoningrente sprake is, moet worden beoordeeld aan de hand van de Wet IB 2001.

Vooruitbetaalde rente moet worden toegerekend aan de periode waarop deze betrekking heeft. Vooruitbetaalde rente, die betrekking heeft op de periode na het overlijden van de belastingplichtige, kan niet worden aangemerkt als rente van een eigenwoningschuld. Vanaf het moment van overlijden is de woning geen eigen woning meer van de overledene. Volgens het systeem van de wet zou de aftrek van vooruitbetaalde rente die betrekking heeft op de periode na overlijden beperkt moeten worden. Of op het moment van betaling verondersteld kon worden dat de vooruitbetaalde rente geheel betrekking zou hebben op een eigenwoningschuld doet daaraan niet af.

In de Wet IB 2001 is bepaald dat vooruitbetaalde rente niet in aanmerking wordt genomen als deze betrekking heeft op tijdvakken die eindigen later dan zes maanden na afloop van het kalenderjaar waarin de rente is betaald. Deze vooruitbetaalde rente wordt geacht in gelijke delen te zijn voldaan in elk van de op het jaar van betaling volgende kalenderjaren waarop de rente betrekking heeft. Volgens deze bepaling wordt in het jaar van overlijden van een belastingplichtige de resterende, tot dat moment buiten aanmerking gebleven, vooruitbetaalde rente in aftrek gebracht. Uit de tekst van de wetsbepalingen volgt dat bij overlijden van de belastingplichtige niet van belang is dat de vooruitbetaalde rente, die betrekking heeft op de periode na overlijden, in economische zin geen eigenwoningrente is.

De Hoge Raad vindt niet voorstelbaar dat de wetgever over een langere periode vooruitbetaalde rente bij overlijden wel alsnog in aftrek zou willen toelaten en over een kortere periode betaalde rente niet. Een redelijke wetstoepassing brengt daarom mee dat in het jaar van overlijden vooruitbetaalde rente die betrekking heeft op de periode na overlijden in dat jaar in aftrek kan worden gebracht. De Hoge Raad heeft de andersluidende uitspraak van Hof Den Bosch vernietigd.

Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLINLHR2021126, 19/04782 | 28-01-2021

Inkomensafhankelijke combinatiekorting en co-ouderschap

De inkomensafhankelijke combinatiekorting is een aanvullende heffingskorting voor ouders die arbeid en zorg voor kinderen combineren. Recht op de inkomensafhankelijke combinatiekorting is er voor de belastingplichtige op wiens adres in een kalenderjaar ten minste zes maanden een kind staat ingeschreven dat bij de aanvang van het kalenderjaar de leeftijd van 12 jaar niet heeft bereikt. In het geval van co-ouderschap, waarbij beide ouders niet samenwonen maar de zorg voor de kinderen gelijkelijk verdelen, hebben beide ouders recht op de inkomensafhankelijke combinatiekorting, ondanks dat het kind slechts bij een van de ouders kan staan ingeschreven.

In de Uitvoeringsregeling Inkomstenbelasting is bepaald dat voor de toepassing van de inkomensafhankelijke combinatiekorting een kind, dat niet op hetzelfde woonadres als de belastingplichtige staat ingeschreven, beschouwd wordt op hetzelfde woonadres te staan ingeschreven als het kind doorgaans ten minste drie hele dagen per week in elk van beide huishoudens verblijft. Ook als de ouders de zorg voor het kind gelijkelijk verdelen in een ander duurzaam ritme dan drie dagen per week in ieder huishouden hebben beide ouders recht op de inkomensafhankelijke combinatiekorting. In de toelichting op de Uitvoeringsregeling is vermeld dat aan de eis van ten minste drie hele dagen is voldaan als het kind 3 x 24 uur in de week bij de belastingplichtige verblijft en de overige dagen van de week doorgaans bij de andere ouder.

De Hoge Raad heeft een uitspraak van Hof Den Haag over de inkomensafhankelijke combinatiekorting vernietigd. Het hof was van oordeel dat het door de belastingplichtige overgelegde verblijfschema voldeed aan het criterium van ten minste drie hele dagen per week. Dat oordeel getuigt van een onjuiste rechtsopvatting. Het kind verbleef de ene week van woensdagochtend tot donderdagavond en van zaterdagochtend tot maandagochtend bij de belanghebbende. De andere week was het kind van woensdagochtend tot donderdagavond bij de belanghebbende. Het kind stond ingeschreven bij de andere ouder. Het schema voldeed niet aan de eis dat beide ouders de zorg voor het kind gelijkelijk verdelen. Het aantal uren dat het kind bij de ene ouder verbleef verschilde teveel van het aantal uren dat het kind bij de andere ouder verbleef. De belanghebbende in deze procedure had geen recht op de inkomensafhankelijke combinatiekorting.

Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLINLHR2021142, 20/01427 | 28-01-2021

Btw-heffing bij levering in het kader van sale-en-lease-backtransactie

Het begrip levering van goederen in de omzetbelasting verwijst niet naar de civielrechtelijke eigendomsoverdracht, maar naar elke handeling tot overdracht van een lichamelijke zaak waardoor de wederpartij feitelijk als eigenaar over die zaak kan beschikken. De macht om als eigenaar over een goed te beschikken houdt onder meer in dat degene aan wie die macht is overgedragen de mogelijkheid heeft om besluiten te nemen die de rechtstoestand van het betrokken goed kunnen beïnvloeden, waaronder met name het besluit om het goed te verkopen. Aan de hand van de feitelijke omstandigheden moet worden bepaald of een dergelijke overdracht zich voordoet.

Een woningcorporatie verkocht een appartementencomplex kort na de oplevering en ingebruikname. De verkoop vond plaats onder de voorwaarde dat de corporatie het complex voor een periode van 25 jaar van de koper huurde. De corporatie verzorgde het beheer van het appartementencomplex tegen een door de koper te betalen vergoeding. Ter zake van de levering van het appartementencomplex heeft de woningcorporatie geen omzetbelasting op aangifte voldaan. Volgens de corporatie was sprake van een overgang van een algemeenheid van goederen. Een dergelijke overgang is geen levering voor de omzetbelasting. Volgens de Belastingdienst ging het om een belaste levering van een onroerende zaak binnen twee jaar na de eerste ingebruikneming. De Belastingdienst legde een naheffingsaanslag omzetbelasting op.

Hof Den Haag was van oordeel dat de sale‑en‑lease-backtransactie geen levering in de zin van de omzetbelasting was, omdat de macht om als eigenaar over het complex te beschikken niet op de koper was overgegaan. Omdat volgens het hof geen sprake was van een transactie of handeling waarvoor omzetbelasting is verschuldigd, heeft het hof zich niet uitgelaten over de vraag of sprake was van de overgang van een algemeenheid van goederen.

Volgens de Hoge Raad valt niet uit te sluiten dat degene, die niet de juridische eigendom van een zaak heeft, voor de heffing van omzetbelasting toch de macht heeft om feitelijk als eigenaar over de zaak te beschikken. Dit is het geval bij een onherroepelijke volmacht van de juridische eigenaar om de zaak te vervreemden of te bezwaren, of wanneer de juridische eigenaar zich ertoe heeft verplicht op verzoek mee te werken aan overdracht van de zaak aan een derde. Beperkingen in de bevoegdheid van de juridische eigenaar om een goed te verkopen of anderszins erover te beschikken, rechtvaardigen niet zonder meer het oordeel dat hij voor de heffing van omzetbelasting niet de macht heeft om feitelijk over het goed te beschikken als ware hij de eigenaar.

De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie van de staatssecretaris van Financiën gegrond verklaard. Uit het oordeel van het hof blijkt niet dat het hof de vereiste toetsing van de overdracht heeft verricht. Volgens de Hoge Raad brengen de tussen de woningcorporatie en de koper gesloten overeenkomst en de akte van levering niet mee dat de macht om als eigenaar over het appartementencomplex te beschikken niet is overgedragen aan de koper. Uit de overeenkomst en de akte blijkt niet dat de corporatie de bevoegdheid heeft behouden om besluiten te nemen die de rechtstoestand van het appartementencomplex kunnen beïnvloeden of dat zij een onherroepelijke volmacht heeft tot het vervreemden of bezwaren van het appartementencomplex. Er is sprake van een levering van het appartementencomplex binnen twee jaar na de eerste ingebruikneming. Een dergelijke levering is verplicht belast met omzetbelasting. Volgens de Hoge Raad is de sale‑en‑lease‑backtransactie meer dan een zuiver financiële transactie om de liquiditeit van de corporatie te verhogen. Anders dan het hof heeft geoordeeld is deze transactie niet vrijgesteld.

Van een overgang van een algemeenheid van goederen was geen sprake. Daarvoor is vereist dat de corporatie (een gedeelte van) haar onderneming aan de koper heeft overgedragen en (dat gedeelte van) die onderneming door de koper wordt voortgezet.

Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLINLHR2021154, 19/00699 | 28-01-2021

Kamervragen Tozo voor grensondernemers

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft Kamervragen beantwoord over de toepassing van de Tozo voor grensondernemers. Ondernemers die niet in Nederland wonen maar wel in Nederland hun bedrijf hebben, komen in Nederland niet in aanmerking voor bijstand voor levensonderhoud. Daarvoor moeten zij zich in hun woonland melden. Wel komen zij in aanmerking voor andere voorzieningen, zoals een lening voor bedrijfskapitaal van maximaal  € 10.157 tegen een verlaagd rentepercentage. Als deze ondernemers aan de voorwaarden voldoen, komen zij in aanmerking voor de TVL, de NOW en de TOA.

De TONK is evenals de Tozo een vorm van sociale bijstand. Dergelijke uitkeringen worden niet geëxporteerd. Vanwege het gelijkheidsbeginsel is het niet mogelijk om enkel zelfstandigen die in Duitsland of België wonen en een bedrijf in Nederland voeren voor een uitkering voor levensonderhoud in aanmerking te laten komen. Dat zou betekenen dat zelfstandig ondernemers binnen de hele EU, de EER en Zwitserland een beroep zouden kunnen doen op de Tozo-uitkering als zij een onderneming in Nederland hebben.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 2021-0000004911 | 27-01-2021

Wet Homologatie Onderhands Akkoord (WHOA)

In 2020 zijn in Nederland 2.703 bedrijven failliet verklaard, ruim 500 minder dan een jaar eerder, zo meldde het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) medio januari. Volgens het statistiekbureau hebben in de afgelopen twintig jaar niet zo weinig bedrijven de deuren moeten sluiten.

Hoornwijck Groep wijst op de noodsteun van de overheid als reden voor het kleine aantal bankroeten. Daardoor blijven bedrijven mogelijk wat langer overeind. De situatie is voor veel bedrijven namelijk precair, maar omdat er geen of nauwelijks inkomsten zijn en er wel overheidssteun aangevraagd kan worden, ligt de lat om een faillissement aan te vragen wellicht wat hoger.
Wij verwachten dat door de coronapandemie veel ondernemingen hun bedrijfsvoering uiteindelijk niet op de gebruikelijke manier kunnen voortzetten en dat daardoor meer ondernemingen te maken gaan krijgen met geldproblemen en misschien zelfs met faillissement. In het 4e kwartaal 2020 heeft de Overheid de Wet Homologatie Onderhands Akkoord (WHOA) aangenomen die dit kan helpen voorkomen. De wet maakt het voor ondernemingen makkelijker om een akkoord te bereiken met de schuldeisers en aandeelhouders over de herstructurering van schulden.
Op dit moment kan een akkoord over het terugbrengen van schulden alleen tot stand komen als alle betrokken schuldeisers en aandeelhouders daarmee instemmen. Elke individuele betrokkene heeft daardoor een prikkel om instemming te weigeren om daarmee een betere positie voor zichzelf te creëren. Hierdoor is het moeilijk en vaak onmogelijk om tot overeenstemming te komen. Dat gaat nu veranderen.
Het is de bedoeling dat de WHOA de mogelijkheden voor een herstructurering van schulden vergroot, door de rechter een akkoord dat wordt gesteund door de meerderheid te laten bevestigen. Een akkoord over het terugbrengen van de schulden kan dan niet meer worden gedwarsboomd door een individuele schuldeiser of aandeelhouder. Ondernemingen die vanwege een te zware schuldenlast failliet dreigen te raken maar beschikken over bedrijfsactiviteiten die nog wel levensvatbaar zijn, kunnen door deze wet daarom makkelijker doorgaan met deze activiteiten en een faillissement voorkomen.

Hoornwijck Groep staat klaar om de ondernemers te helpen met deze problematiek en voorzien dat veel ondernemers van de WHOA gebruik willen gaan maken. Mocht u vragen hebben over deze nieuwe wet, neem gerust contact op.

Nederland sluit belastingverdrag met Chili

Nederland en Chili hebben een verdrag ter vermijding van dubbele belastingheffing gesloten. Het verdrag bevat een uitgebreide antimisbruikbepaling om te voorkomen dat het verdrag wordt gebruikt om belastingheffing te ontwijken. Door deze bepaling kan een land verdragsvoordelen weigeren als een bedrijf geld via Nederland of Chili laat lopen om belasting te ontwijken. Het verdrag voldoet aan de minimumstandaarden van het Base Erosion and Profit Shifting-project van de OESO/G20 tegen belastingontwijking.

Voor de verdeling van heffingsrechten over ondernemingswinsten kent het verdrag elementen uit de Modelverdragen van de OESO en van de Verenigde Naties. Door dit verdrag blijft relatief meer belasting achter in Chili ten opzichte van andere landen. Bronheffingen op rente en royalty’s worden beperkt tot 10% of minder. Pensioenen mogen belast worden in het land waar zij zijn opgebouwd. Nederland mag belasting heffen op inkomen uit aanmerkelijk belang bij emigratie. Verder zijn afspraken gemaakt over de onderlinge uitwisseling van informatie en over bijstand bij invordering van belastingen.

Het verdrag moet in beide landen nog worden goedgekeurd. Daarvoor geldt een goedkeuringsprocedure. In Nederland wordt het verdrag eerst ter advisering voorgelegd aan de Raad van State en daarna ter goedkeuring aan het parlement.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 24-01-2021

Invoering btw-richtlijn e-commerce

De staatssecretaris van Financiën heeft in een brief aan de Tweede Kamer gezegd dat de Wet implementatie richtlijnen elektronische handel, anders dan eerder is bericht, per 1 juli 2021 kan worden uitgevoerd. Om nadelige gevolgen van een latere uitvoering voor het bedrijfsleven te voorkomen wordt een tijdelijke voorziening getroffen. Door het wetsvoorstel worden de heffing en inning van btw op grensoverschrijdende internetverkopen van goederen en diensten aan consumenten gemoderniseerd en vereenvoudigd. Het wetsvoorstel moet in de gehele EU per 1 juli 2021 zijn ingevoerd.

De staatssecretaris wijst erop dat aan de tijdelijke voorziening risico’s en onzekerheden zijn verbonden. Deze hebben vooral met het nog onbekende volume van werkstromen te maken. Ook is er een risico dat de uitwisseling van gegevens met de lidstaten niet tijdig goed zal functioneren.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 2021-0000009117 | 18-01-2021

Coronamaatregelen omzetbelasting

In verband met de coronacrisis gelden in de omzetbelasting enkele afwijkende regelingen. De toepassing van het btw-nultarief op de levering van mondkapjes, COVID-19-vaccins en -testkits en op de uitleen van zorgpersoneel is verlengd tot 1 juli 2021. Het toepassen van het verlaagde btw-tarief op de sportlessen, die sportscholen online aanbieden, loopt door totdat de verplichte sluiting van sportscholen wordt opgeheven.

Bron: Ministerie van Financiën | besluit | CE-AEP / 21019675 | 20-01-2021

Coronamaatregelen loonheffingen

Gebruikelijk loon dga

Aanmerkelijkbelanghouders (dga’s), die arbeid verrichten voor hun bv, dienen ten minste belasting te betalen over het gebruikelijk loon. Voor het jaar 2020 is een afwijking van deze regeling toegestaan als de bv door de coronacrisis te maken heeft gekregen met een omzetdaling. Gezien de aanhoudende crisis is ook voor 2021 toegestaan dat dga’s van een lager gebruikelijk loon uitgaan. Ten opzichte van de maatregel voor 2020 is de maatregel voor 2021 op twee punten aangepast:

  1. De omzet over heel 2021 wordt vergeleken met de omzet over heel 2019.
  2. Het omzetverlies in 2021 moet ten minste 30% bedragen ten opzichte van de omzet 2019.

Reiskostenvergoeding, werkkostenregeling en thuiswerken

De goedkeuring op grond waarvan bestaande vaste reiskostenvergoedingen onbelast vergoed kunnen worden, ook al worden de reiskosten door thuiswerken niet (volledig) gemaakt, is verlengd tot 1 april. Voorwaarde is dat de vaste vergoeding voor 13 maart 2020 door de werkgever is toegekend.

De vrije ruimte in de werkkostenregeling wordt voor de eerste € 400.000 van de loonsom ook in 2021 verhoogd van 1,7 naar 3%. Het kabinet onderzoekt mogelijkheden voor aanvullende regelingen voor de onbelaste vergoeding van thuiswerkkosten.

Administratieve verplichtingen

Het uitstel van bepaalde administratieve verplichtingen rondom de loonheffingen is verlengd tot en met 30 juni 2021.

Grensarbeiders

De afspraken Duitsland en België over de belastingheffing van grenswerkers en de vrijstelling van belasting voor een aantal Duitse netto-uitkeringen zijn verlengd tot en met 30 juni 2021.

Bron: Ministerie van Financiën | besluit | CE-AEP / 21019675 | 20-01-2021

Coronamaatregelen particulieren

Betaalpauze hypotheek

De goedkeuring betreffende het behoud van het recht op hypotheekrenteaftrek voor huizenbezitters die van hun hypotheekverstrekker een betaalpauze hebben gekregen, is verlengd tot en met 30 juni 2021.

Tijdelijke Ondersteuning Noodzakelijke Kosten (TONK)

De Tijdelijke Ondersteuning voor Noodzakelijke Kosten (TONK) is bedoeld voor huishoudens die door de huidige omstandigheden te maken hebben met een onvoorzienbare en onvermijdelijke terugval in hun inkomen, en die daardoor noodzakelijke kosten niet meer kunnen voldoen en waarvoor andere regelingen niet of onvoldoende soelaas bieden. TONK gaat met terugwerkende kracht gelden van 1 januari 2021 tot en met 30 juni 2021. De regeling kent de volgende contouren:

  • De focus ligt op woonkosten. Dat wil niet zeggen dat vergoeding voor andere noodzakelijke kosten niet mogelijk is.
  • Bij aanvragen wordt gekeken of sprake is van onvoorziene en onvermijdelijke terugval in het inkomen en naar draagkracht. Vermogen, dat vast zit in de eigen woning en pensioenen wordt buiten beschouwing gelaten. Over een vrijstellingsgrens wordt nog gesproken.
  • De middelen voor TONK worden in twee tranches via het gemeentefonds beschikbaar gesteld.
  • De verwachting is dat vanaf 1 maart 2021 gemeenten hun TONK-loketten zullen openen.

Gemeenten kunnen vanwege hun eigen beleidsruimte afwijken van deze contouren.

Bron: Ministerie van Financiën | besluit | CE-AEP / 21019675 | 20-01-2021