Informanagement

Category Archives — Informanagement

Nieuwe coronamaatregelen: aanpassing Tozo

De Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) is een ondersteuningsmaatregel voor zelfstandigen. De regeling bestaat uit inkomensondersteuning en de mogelijkheid van een lening voor bedrijfskapitaal. Sinds 1 december 2020 is de periode, waarover met terugwerkende kracht inkomensondersteuning kan worden aangevraagd, beperkt tot het begin van de maand waarin de aanvraag is ingediend. Vanaf 1 februari 2021 geldt dat de Tozo-uitkering kan worden aangevraagd met terugwerkende kracht tot het begin van de voorafgaande maand. Ook in Tozo 4, die op 1 april 2021 ingaat, wordt deze mogelijkheid van verruimde terugwerkende kracht opgenomen.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | besluit | CE-AEP / 21019675 | 20-01-2021

Kredietfaciliteiten Coronacrisis

TOA Krediet

Voor ondernemers, die met gebruikmaking van de Wet homologatie onderhands akkoord hun bedrijf willen doorstarten, komt een nieuwe kredietfaciliteit, het TOA-krediet. Het betreft achtergesteld vermogen dat bijdraagt aan het buffervermogen voor het mkb. Qredits verzorgt de uitvoering van de regeling. Gemiddeld gaat het om bedragen tussen € 75.000 tot € 100.000. De looptijd van het krediet is middellang, de rente is lager dan marktconform.

Groeifaciliteit

De Groeifaciliteit ondersteunt bedrijven in de groeifase, in de overnamefase en ondernemingen die behoefte hebben aan balansversterking en versterking van het buffervermogen. Deze regeling wordt verlengd tot 1 juli 2023.

Starters

Ondernemers, die zijn gestart na 1 januari 2020, komen in aanmerking voor een nieuw Coronaoverbruggingskrediet via Qredits. Het gaat om leningen tot € 35.000 tegen 1,75% rente en met een looptijd van vier tot maximaal zes jaar. Ondernemers, die gestart zijn vóór 1 januari 2020, kunnen gebruik maken van de huidige Coronaoverbruggingskredieten met een maximumbedrag van € 25.000 en een looptijd van maximaal vijf jaar tegen 2% rente in het eerste jaar en daarna 5,75% rente. Dit krediet is vanaf het tweede kwartaal van 2021 beschikbaar.

Bron: Ministerie van Financiën | besluit | CE-AEP / 21019675 | 20-01-2021

Coronamaatregelen loonheffingen

Gebruikelijk loon dga

Aanmerkelijkbelanghouders (dga’s), die arbeid verrichten voor hun bv, dienen ten minste belasting te betalen over het gebruikelijk loon. Voor het jaar 2020 is een afwijking van deze regeling toegestaan als de bv door de coronacrisis te maken heeft gekregen met een omzetdaling. Gezien de aanhoudende crisis is ook voor 2021 toegestaan dat dga’s van een lager gebruikelijk loon uitgaan. Ten opzichte van de maatregel voor 2020 is de maatregel voor 2021 op twee punten aangepast:

  1. De omzet over heel 2021 wordt vergeleken met de omzet over heel 2019.
  2. Het omzetverlies in 2021 moet ten minste 30% bedragen ten opzichte van de omzet 2019.

Reiskostenvergoeding, werkkostenregeling en thuiswerken

De goedkeuring op grond waarvan bestaande vaste reiskostenvergoedingen onbelast vergoed kunnen worden, ook al worden de reiskosten door thuiswerken niet (volledig) gemaakt, is verlengd tot 1 april. Voorwaarde is dat de vaste vergoeding voor 13 maart 2020 door de werkgever is toegekend.

De vrije ruimte in de werkkostenregeling wordt voor de eerste € 400.000 van de loonsom ook in 2021 verhoogd van 1,7 naar 3%. Het kabinet onderzoekt mogelijkheden voor aanvullende regelingen voor de onbelaste vergoeding van thuiswerkkosten.

Administratieve verplichtingen

Het uitstel van bepaalde administratieve verplichtingen rondom de loonheffingen is verlengd tot en met 30 juni 2021.

Grensarbeiders

De afspraken Duitsland en België over de belastingheffing van grenswerkers en de vrijstelling van belasting voor een aantal Duitse netto-uitkeringen zijn verlengd tot en met 30 juni 2021.

Bron: Ministerie van Financiën | besluit | CE-AEP / 21019675 | 20-01-2021

Motie wetsvoorstel bedrag ineens, RVU en verlofsparen

De Eerste Kamer heeft op 19 januari 2021 een motie over het keuzerecht voor een bedrag ineens aangenomen. Het wetsvoorstel bedrag ineens, RVU en verlofsparen is een week eerder door de Eerste Kamer aangenomen. In de motie wordt de regering gevraagd om de invoering van het bedrag ineens uit te stellen tot 1 januari 2023 en om duidelijk te maken wat het keuzerecht inhoudt. Verder wordt de regering gevraagd om de regeling aan te passen als dat nodig mocht zijn om ongewenste effecten te voorkomen. Een voorbeeld van een aanpassing is het maken van een uitzondering voor het bedrag ineens op de huurtoeslag. Gedurende het uitstel kan worden gezocht naar een minder ingewikkelde uitvoering van de regeling.

Bron: Overig | wetsvoorstel | 35 555 | 18-01-2021

Leaseauto was arbeidsvoorwaarde

Bij de beantwoording van de vraag of tussen een werkgever en een werknemer een arbeidsvoorwaarde is ontstaan, komt het aan op de betekenis die partijen aan elkaars gedragingen en verklaringen hebben toegekend en de betekenis die zij in de gegeven omstandigheden daaraan redelijkerwijs mochten toekennen. Van belang kunnen zijn de inhoud van de gedragslijn, de aard van de arbeidsovereenkomst en de positie van partijen, de duur van de door de werkgever gevolgde gedragslijn en de aard van de voor- en nadelen die voor de werkgever en de werknemer uit de gedragslijn voortvloeien.

Een procedure voor de kantonrechter had betrekking op de vraag of een leaseauto voor een werknemer een arbeidsvoorwaarde was. De werknemer had vanaf zijn indiensttreding in 2008 de beschikking over een leaseauto. De regeling van de werkgever maakte op dat moment onderscheid tussen functionele en arbeidsvoorwaardelijke leaseauto’s. De functie van de werknemer was door de werkgever als ambulant aangemerkt. Op grond daarvan kwam hij in aanmerking voor een functionele leaseauto. Per 1 november 2018 hanteerde de werkgever een nieuw mobiliteitsbeleid en werden geen arbeidsrechtelijke leaseauto’s meer toegekend. In dat kader heeft de werkgever opnieuw vastgesteld wat ambulante functies zijn. De functie van de werknemer werd niet langer als ambulant aangemerkt. Na het einde van zijn lopende leasecontract meende de werknemer in aanmerking te blijven komen voor een leaseauto.

Volgens de kantonrechter kwalificeerde de terbeschikkingstelling van een leaseauto als een arbeidsvoorwaarde. De werkgever onderbouwde zijn stelling, dat de functie van de werknemer aanvankelijk ambulant was, niet. De werknemer voerde aan dat hij slechts zelden klanten bezocht. De kantonrechter nam als vaststaand aan dat aan de werknemer een leaseauto ter beschikking is gesteld terwijl hij feitelijk nooit heeft voldaan aan de daarvoor in de leaseregeling gestelde eisen. De verstrekking van de leaseauto vormde een wezenlijk onderdeel van de voordelen die voor de werknemer uit zijn arbeidsovereenkomst voortvloeiden, gezien het toestaan van privégebruik en het beschikken over een tankpas van de werkgever waarmee hij ook de kosten van brandstof voor het privégebruik van de leaseauto mocht betalen. De werknemer mocht er op vertrouwen dat hij gedurende de resterende tijd van de arbeidsovereenkomst recht zou hebben op een leaseauto. Voor zover niet al van aanvang af sprake is geweest van een arbeidsvoorwaarde, is dat door het tijdsverloop het geval geworden.

Zowel in de arbeidsovereenkomst als in de leaseregeling was een beding tot eenzijdige wijziging opgenomen. Wegens het ontbreken van voldoende zwaarwegende belangen mocht de werkgever zich niet op dat beding beroepen. Het streven van de werkgever naar minder en duurzamere reisbewegingen woog niet op tegen het financiële belang van de werknemer bij de terbeschikkingstelling van een leaseauto.

Bron: Rechtbank | jurisprudentie | ECLINLRBMNE20205770, 8498875 UC EXPL 20-3557 JH/1050 | 22-12-2020

Aanhorigheden bij woning

Bij de verkrijging van in Nederland gelegen onroerende zaken is overdrachtsbelasting verschuldigd. Het tarief voor de verkrijging van woningen en aanhorigheden die tot een woning behoren of gaan behoren bedroeg tot en met 2020 2%. Voor andere onroerende zaken dan woningen gold een tarief van 6%.

De Belastingdienst legde een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting op aan de verkrijgers van een woonboerderij met bijgebouwen. Bij de levering van de woonboerderij was 2% overdrachtsbelasting betaald. Volgens de Belastingdienst was op de bijgebouwen en een deel van de grond het tarief van 6% van toepassing. De Belastingdienst beriep zich op de oorspronkelijke bedrijfsmatige aard van de bijgebouwen.

De rechtbank oordeelde dat de situatie ten tijde van de overdracht bepalend was voor de toepassing van het tarief. Voor de koop was de bestemming van de boerderij gewijzigd naar woondoeleinden. Dit had tot gevolg dat de bijgebouwen niet meer bedrijfsmatig konden en mochten worden gebruikt. Vervolgens stelde de rechtbank vast dat de bijgebouwen aanhorigheden bij de woning waren. De bijgebouwen en de woning vormden één logisch geheel, stonden op één erf en op korte afstand van de woning. De enkele grootte van de bijgebouwen staat er niet aan in de weg deze als aanhorigheden aan te merken. Het deel van de grond, dat in de naheffingsaanslag was betrokken, bestond uit grasland. Dat was niet in gebruik bij de woningeigenaren, maar bij een landbouwbedrijf. De rechtbank was daarom van oordeel dat het grasland niet kon worden aangemerkt als een aanhorigheid. De vrijstelling voor cultuurgrond in agrarisch gebruik was op het grasland van toepassing. Omdat de woningeigenaren geen bezwaar hadden gemaakt tegen de eigen aangifte overdrachtsbelasting kon de rechtbank niet vaststellen dat zij recht hadden op teruggaaf van de over de waarde van het grasland betaalde overdrachtsbelasting. Onder verwijzing naar een arrest van de Hoge Raad uit 2002 dient de inspecteur ambtshalve een vermindering van de betaalde overdrachtsbelasting te verlenen.

Bron: Rechtbank | jurisprudentie | ECLINLRBGEL20204608, AWB 19/160 | 07-09-2020

Auto als verplicht privévermogen

Ondernemers hebben in beginsel de keuze om zaken die zij voor hun onderneming gebruiken tot het ondernemingsvermogen of tot het privévermogen te rekenen. De keuzevrijheid van de ondernemer wordt beperkt door de grenzen van de redelijkheid. Van overschrijding van de redelijkheid is sprake als het vermogensbestanddeel voor 90% of meer uitsluitend voor de onderneming dan wel privé wordt gebruikt. Dit betekent dat een vermogensbestanddeel verplicht privévermogen vormt als het voor minder dan 10% zakelijk wordt gebruikt.

Het autokostenforfait voorziet in een onttrekking aan het ondernemingsvermogen voor het genoten voordeel van het privégebruik van een auto van de zaak. Daarvan is geen sprake als de auto tot het privévermogen behoort. De Hoge Raad heeft in een arrest uit 2001 de grens voor een personenauto gelegd bij een privégebruik van minder dan 1.000 kilometer per jaar. In een dergelijk geval vormt de auto verplicht ondernemingsvermogen. Destijds was een privégebruik van 1.000 kilometer of meer per jaar het criterium voor toepassing van het autokostenforfait. Omdat de grens voor toepassing van het autokostenforfait tegenwoordig op 500 kilometer per jaar ligt, mag een ondernemer volgens Hof Arnhem-Leeuwarden een auto tot zijn privévermogen rekenen als hij daarmee in een jaar 500 kilometer of meer privé heeft gereden. Dit criterium kan volgens het hof niet in de omgekeerde situatie worden gehanteerd. Bij beperkt zakelijk gebruik geldt de hoofdregel van ten minste 10% zakelijk gebruik om de auto tot het ondernemingsvermogen te mogen rekenen. Wordt die grens niet gehaald, dan vormt de auto verplicht privévermogen.

Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden | jurisprudentie | ECLINLGHARL2021178, 19/01080 tm 19/01087 | 11-01-2021

Pilot webmodule DBA gestart

De pilot van de Webmodule Beoordeling Arbeidsrelatie (WBA) is op 11 januari 2021 van start gegaan. Door het invullen van een vragenlijst wordt duidelijk of voor bepaalde werkzaamheden een zelfstandige kan worden ingehuurd of dat deze in een dienstverband moeten worden uitgevoerd.

In de pilotfase is de module te vinden op de website van het Ondernemersplein. Deelname is vrijwillig. De vragenlijst kan anoniem worden ingevuld. In de zomer zal worden geëvalueerd of de webmodule definitief zal worden ingezet. De opgeschorte handhaving van de regels van het arbeidsrecht zal op zijn vroegst per 1 oktober 2021 ter hand worden genomen door de Belastingdienst en de Inspectie SZW.

Bron: Belastingdienst | publicatie | 10-01-2021

Verlenging afspraken grensarbeiders

De staatssecretaris van Financiën heeft meegedeeld dat met Duitsland overeenstemming is bereikt over verlenging van de afspraken over de behandeling van grensarbeiders in de context van de coronacrisis. De afspraken betreffen de behandeling van thuiswerkdagen als in het werkland gewerkte dagen en een tijdelijke vrijstelling in Nederland van enkele Duitse socialezekerheidsuitkeringen. De verlenging van de afspraken loopt tot en met 31 maart 2021.

Bron: Ministerie van Financiën | besluit | Staatscourant 2020, nr. 66222 | 30-12-2020

Uitzonderingen vermogenstoets toeslagregelingen

Voor enkele toeslagregelingen gelden vermogenstoetsen. Het gaat om de zorgtoeslag, de huurtoeslag en het kindgebonden budget. Boven een bepaald vermogen komen mensen niet in aanmerking voor toekenning van een toeslag. In een ministeriële regeling zijn twee uitzonderingen op de vermogenstoets voor toeslagregelingen vastgelegd. Het gaat om de toename van het vermogen in box 3 als gevolg van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag en om de coronazorgbonus.

Met deze uitzonderingen moet het verlies van de aanspraak op een of meerdere toeslagen voor belanghebbenden die afhankelijk zijn van inkomensondersteuning worden voorkomen.

Bron: Ministerie van Financiën | besluit | nr. 2020-0000246492, Staatscourant 2020, Nr. 66571 | 30-12-2020