Informanagement 2023

Category Archives — Informanagement 2023

Betalingen zonder tegenprestatie zijn niet aftrekbaar

Wie via zijn bv betalingen doet aan andere bedrijven, mag deze kosten alleen aftrekken als daar een zakelijke prestatie tegenover staat. Volgens een recent arrest mogen betalingen op basis van valse facturen niet worden afgetrokken. Als iemand tegenstrijdige verklaringen aflegt over de werkzaamheden en geen enkel bewijs overlegt, kan dit betekenen dat hij crimineel geld witwast via zijn bv.

Accountant betaalt tienduizenden euro's zonder bewijs

Een registeraccountant is enig aandeelhouder van een bv. Deze bv betaalt in 2014 en 2015 in totaal € 27.420 aan twee andere bedrijven. De man kan niet uitleggen waar deze betalingen voor zijn. Er zijn geen duidelijke overeenkomsten, geen urenverantwoordingen en geen concrete beschrijvingen van het werk. De Belastingdienst start een onderzoek nadat uit onderschepte berichten blijkt dat criminelen praten over het witwassen van geld via facturen. Een van hen gebruikt letterlijk het woord 'witwassen'.

Tegenstrijdige verklaringen

De accountant verklaart verschillend over wat de andere bedrijven voor hem hebben gedaan. Eerst zegt hij dat het gaat om ICT-advies en softwareontwikkeling. Later zegt hij dat het om commerciële ondersteuning gaat. Weer later beweert hij dat het om netwerkapparatuur gaat. Ook anderen verklaren tegenstrijdig. De eigenaar van een van de bedrijven die de betalingen ontving, weet zelf niet meer wat het project inhield. De vader van deze eigenaar zegt dat zijn zoon nooit voor de accountant heeft gewerkt. De vrouw van de accountant verklaart dat de bedrijven voor zover zij weet geen werk hebben verricht.

Verhulling van werkelijke aard betalingen

Het hof oordeelt dat geen enkel bewijs is geleverd dat daadwerkelijk werk is verricht. Bij betalingen van tienduizenden euro’s zouden normaal gesproken e-mails, offertes, rapporten of andere documenten aanwezig moeten zijn, maar die ontbreken volledig. Het hof acht het zelfs buiten redelijke twijfel dat de accountant de werkelijke aard van de betalingen heeft verhuld. De betalingen dienden waarschijnlijk om crimineel geld wit te wassen. De bv van de accountant behaalde legitieme winsten, waardoor met valse facturen geld kon worden 'afgeroomd'.

Geen aftrek en boete

Betalingen zonder tegenprestatie zijn niet zakelijk. Deze dienen alleen de persoonlijke belangen van de aandeelhouder. De Belastingdienst mag de aftrek van de kosten weigeren. Ook de btw op de valse facturen mag niet worden afgetrokken. Voor aftrek van btw moet sprake zijn van een echte levering of dienst. Bij valse facturen is daarvan geen sprake.

Daarnaast legt de Belastingdienst een boete op. Als registeraccountant wist de man dat hij alleen zakelijke kosten mocht aftrekken. Door bewust valse facturen in de administratie te verwerken, heeft hij willens en wetens te weinig belasting betaald.

Bron: Gerechtshof Amsterdam | jurisprudentie | ECLI:NL:GHAMS:2025:2601 | 22-09-2025

Onverplicht aflossen schulden bv is geen aandeelhoudersmotief

Wie als aandeelhouder geld in zijn bv stopt zonder daartoe verplicht te zijn, kan dit soms als verlies aftrekken wanneer de bv failliet gaat. Dit wordt een informele kapitaalstorting genoemd. De aandeelhouder moet dan wel aantonen dat hij vanuit zijn rol als aandeelhouder heeft gehandeld en niet als vader of vriend. Volgens rechtbank Zeeland-West-Brabant is het onverplicht aflossen van schulden, die de kinderen van de aandeelhouder aan de bv hebben verstrekt, onvoldoende om te spreken van aandeelhoudersmotieven.

Familieruzie en geldnood

Een man is enig aandeelhouder van een bv die handelt in onroerend goed. Na het overlijden van zijn vader raakt hij verwikkeld in een rechtszaak met zijn broer over vastgoed. Deze procedure kost veel geld. Omdat de bv door de rechtszaak geldproblemen krijgt, lenen zijn drie kinderen geld aan de bv.  In 2019 wordt de bv ontbonden wegens gebrek aan geld. Kort daarvoor neemt de man de schulden aan de bv van zijn kinderen over en betaalt hij ze af. Hij stelt dat hij dit deed vanuit zijn rol als aandeelhouder om een faillissement te voorkomen. Dit bedrag wil hij aftrekken als verlies.

Geen bewijs van aandeelhoudersmotieven

De Belastingdienst weigert de aftrek. De man heeft zich niet officieel garant gesteld voor de schulden. Hij is ook niet door zijn kinderen aangesproken om te betalen. Hij heeft dus vrijwillig de schulden betaald. Volgens de Belastingdienst deed hij dit niet als aandeelhouder, maar als vader die zijn kinderen wilde helpen. De rechtbank geeft de Belastingdienst gelijk. Voor een informele kapitaalstorting moet worden aangetoond dat iemand vanuit zijn rol als aandeelhouder gehandeld heeft en de bewijslast daarvoor ligt bij de aandeelhouder. Uit de overeenkomsten blijkt niet dat de man verplicht was de schulden over te nemen. De rechtbank acht het niet aannemelijk dat vanuit aandeelhoudersmotieven is gehandeld.

Wat is een informele kapitaalstorting?

De Hoge Raad heeft in 2011 uitgelegd wanneer sprake is van een informele kapitaalstorting. Als een aandeelhouder een lening aan zijn bv verstrekt en daarbij bewust het risico neemt dat de bv niet kan terugbetalen, dan is dit een informele kapitaalstorting als de lening later wordt kwijtgescholden. Belangrijk is dat het risico wordt aanvaard vanuit de rol als aandeelhouder. Bijvoorbeeld om te voorkomen dat de bv omvalt. Gebeurt dit vanuit andere motieven, zoals familie helpen, dan geldt de regeling niet.

Waarom is dit onderscheid belangrijk?

Het onderscheid tussen handelen als aandeelhouder of als privépersoon heeft grote fiscale gevolgen. Aandeelhouders kunnen hun verliezen aftrekken van hun belastbaar inkomen. Als privépersoon kan dat niet.

Leg financiële beslissingen vast

De Belastingdienst kijkt kritisch naar situaties waarbij familie betrokken is. Zorg voor duidelijke schriftelijke afspraken. Leg vast waarom bepaalde financiële beslissingen zijn genomen. Dit maakt het later makkelijker om aan te tonen dat er gehandeld werd als aandeelhouder.

Bron: Rechtbank Zeeland-West-Brabant | jurisprudentie | ECLI:NL:RBZWB:2025:6470 | 28-09-2025

Uitbreiding aandelenbelang telt niet mee voor vijfjaarstermijn bor

Wie aandelen schenkt met toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling (bor), moet rekening houden met de vijfjaarstermijn. Volgens hof 's-Hertogenbosch geldt deze termijn niet alleen voor het oorspronkelijke aandelenbelang, maar ook voor elke uitbreiding daarvan.

Vijfjaarstermijn

De bor biedt een vrijstelling van schenkbelasting bij overdracht van ondernemingsvermogen. Een voorwaarde is dat de schenker de aandelen minimaal vijf jaar in bezit heeft en dat het bedrijf gedurende die periode een onderneming heeft gedreven. Deze vijfjaarstermijn kent twee aspecten. De directe bezitstermijn voor de aandelen zelf en de indirecte bezitstermijn voor de onderneming. Het arrest verduidelijkt hoe de indirecte termijn geldt bij uitbreiding van aandelenbelangen.

Schenking via houdstervennootschap

Een vader bezit via zijn houdstervennootschap ‘Beheer bv’ alle aandelen in drie werkmaatschappijen. In 2019 schenkt hij certificaten van aandelen in Beheer bv aan zijn kind met een beroep op de bor. De Belastingdienst wijst de bor gedeeltelijk af. Beheer bv heeft in 2016 haar belang in werkmaatschappij A uitgebreid van 95 naar 100% en in 2014 haar belang in werkmaatschappij B vergroot van 20 naar 33%. Deze uitbreidingen vallen binnen de vijfjaarstermijn.

Niet voor uitbreidingen

Het hof oordeelt dat de bor niet van toepassing is op de waarde van de uitgebreide aandelenbelangen. De vijfjaarstermijn geldt ook voor elke uitbreiding van het aandelenbelang. Het hof legt uit dat sprake is van uitbreiding van subjectieve gerechtigdheid. Beheer bv verwerft meer aandelen in bestaande werkmaatschappijen, waardoor haar gerechtigdheid tot die ondernemingen toeneemt. Dit verschilt van een situatie waarin een onderneming zelf groeit door aankoop van activa. Bij uitbreiding van aandelenbelangen binnen de vijfjaarstermijn is de bor niet van toepassing op het uitgebreide deel. De bor geldt wel voor het oorspronkelijke belang dat gedurende vijf jaar onafgebroken is gehouden.

Praktische gevolgen voor bedrijfsopvolging

Dit arrest benadrukt dat zorgvuldige planning noodzakelijk is bij bedrijfsopvolging via houdsterstructuren. Wie aandelen wil schenken met toepassing van de bor, moet minimaal vijf jaar wachten na uitbreiding van aandelenbelangen in dochtervennootschappen. Elke wijziging van de participatiegraad start een nieuwe vijfjaarstermijn voor dat uitgebreide deel. Een overzicht van alle aandelentransacties en hun datums helpt bij de beoordeling welk deel van de aandelen wel en niet onder de bor valt.

Bron: Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch | jurisprudentie | ECLI:NL:GHSHE:2025:1856 | 01-07-2025

Controlerapport geen beschikking verliesverrekening

Verliezen kunnen alleen worden verrekend als deze bij beschikking zijn vastgesteld. Een controlerapport kwalificeert niet als een dergelijke beschikking. Zo’n rapport bevat geen formele vaststellingen. Het dient alleen ter ondersteuning bij het vaststellen van aanslagen. Een beroep op het vertrouwensbeginsel, omdat in het controlerapport een hoger te verrekenen verlies staat dan in de formele verliesbeschikkingen, slaagt dan ook niet. 

Boekenonderzoek 

Na een boekenonderzoek bij een bv stelt de inspecteur een verrekenbaar verlies vast, waarvan een deel wordt verrekend via carry-back. De rest blijft beschikbaar voor latere jaren. De inspecteur legt de resultaten van het boekenonderzoek vast in een controlerapport. Daarin staat per abuis een hoger bedrag aan verrekenbaar verlies, omdat geen rekening is gehouden met de carry-back. De bv stelt dat zij erop mag vertrouwen dat de verrekenbare verliezen in het controlerapport juist zijn berekend. De zaak komt uiteindelijk bij de rechtbank. 

Geen beschikking

De rechter oordeelt dat de bv geen gerechtvaardigd vertrouwen kan ontlenen aan de vermelding in het controlerapport. Hoewel dit rapport namens de inspecteur is opgesteld, kwalificeert het niet als een formele verliesbeschikking zoals de wet vereist. Daarnaast stelt de rechter dat de fout in het controlerapport voor de bv kenbaar had moeten zijn. De bv had redelijkerwijs kunnen weten dat het vermelde bedrag in het rapport onjuist was. Daarom biedt het vertrouwensbeginsel in dit geval geen bescherming. De inspecteur handelt correct door de formeel vastgestelde verliezen te hanteren. Dit oordeel wordt later bevestigd door het gerechtshof en de Hoge Raad.

Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLI:NL:HR:2025:1293 | 11-09-2025

Bijtelling privégebruik voor drie auto’s

Een auto die een werkgever ter beschikking stelt aan een werknemer wordt altijd geacht ook voor privédoeleinden te worden gebruikt, tenzij overtuigend wordt aangetoond dat minder dan 500 kilometer per jaar privé met de auto wordt gereden. Wie dat wil aantonen, moet een betrouwbare rittenadministratie bijhouden. Een achteraf opgestelde of meerdere keren aangepaste rittenadministratie is volgens de rechter onvoldoende om de bijtelling te voorkomen. Bij gezinnen met meerdere rijbewijzen telt de Belastingdienst minimaal de twee duurste auto's bij.

Advocaat met zeven auto's

Een advocaat werkt via zijn eigen bv. Tussen 2013 en 2019 heeft zijn bv zeven auto's in eigendom of in lease gehad: een Audi A8 (2013-2015), een Mercedes Benz (2013-2017), een Citroën DS (2012-2019), een BMW cabrio (2015-2019), een Fiat 500 (2015-2019), een Volvo C70 (2016-2019) en een BMW i3 (vanaf 2019). De cataloguswaarde van deze auto’s loopt uiteen van € 17.994 tot € 136.412. Alleen voor de Citroën heeft de bv een bijtelling aangegeven. De advocaat is fiscaal jurist en kent de regels. Hij houdt bewust een blackbox bij, wat aantoont dat hij bekend is met de 500-kilometerregeling. Toch geeft hij slechts voor één goedkope auto een bijtelling aan, terwijl het gezin over zeven auto's beschikt. De Belastingdienst start in 2018 een boekenonderzoek. Volgens het Handboek loonheffing worden bij een gezin met twee rijbewijzen in beginsel de twee duurste auto's bijgeteld. De inspecteur telt voor 2013-2014 twee auto's bij en voor 2015-2019 zelfs drie auto's, omdat ook een schoonzus een auto gebruikt.

Meerdere keren aangepaste rittenadministraties

De advocaat legt rittenadministraties over om aan te tonen dat met de auto's minder dan 500 kilometer per jaar privé wordt gereden. Voor de Audi en BMW bestaat gedeeltelijk een digitale blackbox-registratie, maar deze wordt alleen in pdf overgelegd. Tegelijk levert hij een ordner met handmatige aanvullingen aan. Later volgen opnieuw gewijzigde versies. Voor andere auto's worden de rittenadministraties volledig achteraf opgemaakt. 

Gebreken en ongeloofwaardige verklaringen

De Belastingdienst constateert diverse gebreken: de tijdstippen van ritten ontbreken en verschillende verklaringen komen niet overeen met de via derdenonderzoek verkregen agenda. Tot slot worden met meerdere auto's snelheidsovertredingen begaan op plaatsen waar de advocaat niet aanwezig zou zijn geweest. De advocaat verklaart dat hij in 2015-2016 twee keer per dag naar zijn kantoor in de Zuidas reed, terwijl hij dat kantoor pas medio november 2016 kon gebruiken. Ook beweert hij dat zijn echtgenote twee keer per dag post bezorgde, terwijl hij secretariële ondersteuning had. De rechtbank noemt deze verklaringen ongeloofwaardig. Een rittenadministratie moet regelmatig worden bijgehouden. Achteraf opgestelde of meerdere keren aangepaste administraties hebben veel minder bewijskracht. De grens van 500 kilometer is zo laag dat zeer nauwkeurige registratie nodig is.

Bron: Rechtbank Gelderland | jurisprudentie | ECLI:NL:RBGEL:2025:7743 | 16-09-2025

Geen bron van inkomen door scheiding activiteiten

Winst bestaat uit het gezamenlijke bedrag van de winst die iemand geniet uit één of meer ondernemingen. Wie binnen één eenmanszaak meerdere activiteiten ontplooit zonder onderlinge samenhang, riskeert dat de Belastingdienst de activiteiten splitst en per activiteit beoordeelt of sprake is van een bron van inkomen. Dit kan betekenen dat structureel verlieslatende activiteiten niet langer kwalificeren als bron van inkomen. De kosten van die activiteiten zijn dan niet meer aftrekbaar, zelfs als andere activiteiten binnen dezelfde onderneming wel winstgevend zijn.

Eenmanszaak met twee totaal verschillende activiteiten

Een ondernemer drijft sinds 1993 een eenmanszaak met twee activiteiten. In Nederland verzorgt hij MBA-modulen op masterniveau. Daarnaast ontwikkelt hij groepsreizen naar West-Europa voor Braziliaanse bedrijven. De Belastingdienst start een boekenonderzoek en oordeelt dat beide activiteiten te verschillend zijn voor samenhang. De Nederlandse activiteiten betreffen onderwijs, terwijl de Braziliaanse activiteiten reisbureau-achtige werkzaamheden inhouden. De klantenkring, vaardigheden en geografische focus verschillen volledig. Dat de ondernemer één winst- en verliesrekening maakt, is onvoldoende. Ook het beroep op het vertrouwensbeginsel faalt, omdat de inspecteur in 2019 expliciet heeft gewaarschuwd dat het volgen van eerdere aangiften geen vertrouwen wekt voor latere jaren.

Activiteiten separaat beoordelen

De rechtbank oordeelt in het voordeel van de inspecteur. Voor het aannemen van samenhang is nodig dat activiteiten elkaar versterken door vergelijkbare klanten, producten of vaardigheden. Per activiteit wordt beoordeeld of sprake is van een bron van inkomen. Hiervoor gelden drie voorwaarden: deelname aan het economisch verkeer, het oogmerk om voordeel te behalen en de objectieve verwachting dat dit voordeel redelijkerwijs kan worden behaald. De rechtbank oordeelt dat de Braziliaanse activiteiten niet voldoen aan de objectieve voordeelsverwachting. De ondernemer heeft structureel verlies geleden en alleen in 2000, 2006 en 2010 omzet behaald. 

Geen kostenaftrek en geen stakingsverlies

Omdat de Braziliaanse activiteiten geen bron van inkomen vormen, zijn de kosten niet aftrekbaar. De ondernemer betoogt dat hij een stakingsverlies mag nemen voor afwaardering van onderhanden werk, buitenlandse valuta en zijn pand in Brazilië. De rechtbank verwerpt dit volledig: zonder bron van inkomen bestaat geen aanleiding voor waardevermindering van activa.

Bron: Rechtbank Noord-Holland | jurisprudentie | ECLI:NL:RBNHO:2025:6843 | 15-01-2025

Minimumuurloon naar € 14,71

De bedragen van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag worden halfjaarlijks gewijzigd. Per 1 januari 2026 bedraagt het minimumuurloon voor iemand van 21 jaar of ouder € 14,71. Voor mensen die jonger zijn dan 21 jaar gelden van het wettelijk minimumuurloon afgeleide bedragen.

Leeftijd

Staffeling

Per uur

 21 jaar en ouder

 100,0% 

 € 14,71 

 20 jaar

 80,0% 

 € 11,77 

 19 jaar

 60,0% 

 € 8,83 

 18 jaar

 50,0% 

 € 7,36 

 17 jaar

 39,5% 

 € 5,81 

 16 jaar

 34,5% 

 € 5,07 

 15 jaar

 30,0% 

 € 4,41 

Voor werknemers die werkzaam zijn op basis van een arbeidsovereenkomst in de beroepsbegeleidende leerweg (bbl), gelden in de leeftijd van 18 tot en met 20 jaar afwijkende bedragen.

 Leeftijd

 Staffeling

 Per uur

 20 jaar

 61,5% 

 € 9,05 

 19 jaar

 52,5% 

 € 7,72 

 18 jaar

 45,5% 

 € 6,69 

Het referentiemaandloon bedraagt per 1 juli 2025 bruto € 2.294,40.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | besluit | 2025-0000213859 | 30-09-2025

Vanaf 2027 extra belasting op fossiele brandstofauto van de zaak

Werkgevers die een auto van de zaak beschikbaar stellen aan werknemers, krijgen vanaf 1 januari 2027 te maken met een nieuwe fiscale maatregel. Het gaat om een zogenoemde pseudo-eindheffing van 12% op de cataloguswaarde van personenauto’s die op fossiele brandstof rijden en (mede) privé worden gebruikt. De maatregel is onderdeel van het klimaatbeleid en moet de overstap naar volledig elektrische mobiliteit versnellen. Waar de bijtelling terechtkomt bij de werknemer, treft deze extra belasting juist de werkgever. Daarmee wordt zakelijk fossiel rijden financieel een stuk minder aantrekkelijk.

De pseudo-eindheffing geldt alleen voor personenauto’s met CO₂-uitstoot, zoals benzine-, diesel- en hybride auto’s. Elektrische auto’s zijn dus uitgezonderd. Ook motoren en bestelauto’s vallen buiten de regeling. Een voorwaarde voor toepassing van de regel is dat sprake is van een werkgever-werknemerrelatie. In de praktijk betekent dit dat ook dga’s met een auto van de zaak onder deze regeling vallen.

De heffing bedraagt 12% van de cataloguswaarde, ongeacht het daadwerkelijke privégebruik. Woon-werkverkeer telt dus ook mee. De belasting wordt jaarlijks berekend en komt volledig voor rekening van de werkgever. Voor auto’s ouder dan 25 jaar wordt gekeken naar de waarde in het economisch verkeer. De werknemer merkt geen verschil wat betreft zijn loonstrook, maar de werkgever des te meer.

Voor auto’s die al vóór 1 januari 2027 ter beschikking zijn gesteld, geldt een overgangsregeling. Tot 17 september 2030 is dan nog geen pseudo-eindheffing verschuldigd. Voorgaande termijn lijkt ver weg, maar komt sneller dichterbij dan men denkt. De vrijstelling zit op de auto, niet op de werknemer. Een wisseling van bestuurder doet er niet toe, zolang het om dezelfde auto gaat.
Wat betekent dit voor de praktijk? Denk aan:

  • heroverweging van de autoregeling;
  • tijdige keuze bij leaseverlengingen; en
  • meer aandacht voor de contractuele formulering van ‘terbeschikkingstelling’.

En vooral: helderheid voor medewerkers.

Voor veel werkgevers is dit geen kleine wijziging. Zeker in branches waar elektrische alternatieven nog niet altijd praktisch zijn, zal deze maatregel vragen oproepen. Toch ligt er ook een kans. Wie zich nu goed voorbereidt, voorkomt verrassingen achteraf.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 15-09-2025

Onvoldoende bewijs voor btw-aftrek appartement

Wie een appartement met woonbestemming aanschaft en daarvoor btw-aftrek wil claimen, moet ervoor zorgen dat hij over zeer overtuigend bewijs beschikt dat het pand niet als woning wordt gebruikt. Dit blijkt uit een recente uitspraak van hof Arnhem-Leeuwarden. Een projectontwikkelingsbedrijf koopt in 2019 een luxe appartement van 160 m² aan de Nederlandse kust voor € 295.041 inclusief btw. Het appartement wordt met btw-optie verhuurd aan een zustervennootschap. De onderneming claimt aftrek btw van ruim € 280.000. Het appartement heeft alle kenmerken van een woning: drie slaapkamers, twee badkamers, een volledig ingerichte keuken met kookeiland, open haard en balkon met zeezicht. De bestuurder gebruikt het naar eigen zeggen uitsluitend voor zakelijke besprekingen, overnachtingen tijdens werkbezoeken en als uitvalsbasis voor projectontwikkeling.

Feitelijk gebruik

Het hof oordeelt dat niet aannemelijk is gemaakt dat het appartement uitsluitend zakelijk wordt gebruikt. Het bewijs schiet tekort. Het appartement is volledig als luxe woning ingericht. De twee overgelegde zwart-witfoto's tonen slechts een bureau en vergadertafel, maar geven geen beeld van de volledige inrichting. Het agenda-extract is achteraf opgesteld zonder objectieve ondersteuning zoals kilometeradministratie of rekeningafschriften. De bestuurder heeft daarnaast als enige een sleutel en de huurder heeft geen personeel. Het feitelijk gebruik is bepalend, niet de formele bestemming.

Gelijkheidsbeginsel faalt

Twee andere appartementen in hetzelfde complex hebben wel btw-aftrek gekregen. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel faalt, omdat de gevallen niet vergelijkbaar zijn. Deze eigenaren hebben elders woonruimte in dezelfde plaats. Zij wonen zelfs naast het kantoorappartement. Daarnaast heeft een van de appartementen geen keuken.

Bewijslast 

Deze uitspraak bevestigt de hoge bewijslast bij btw-aftrek voor woningachtig vastgoed. Ondernemers moeten objectieve documentatie verzamelen van uitsluitend zakelijk gebruik, het pand duidelijk als kantoor inrichten en registraties bijhouden van zakelijke activiteiten. Extra voorzichtigheid geldt bij appartementen met een woonbestemming en luxe vastgoed in recreatiegebieden, wanneer één persoon exclusieve toegang tot het pand heeft en wanneer het pand als woning is ingericht. 

Bron: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden | jurisprudentie | ECLI:NL:GHARL:2025:5444 | 01-09-2025

Geen aftrek verlies door kunstmatige constructie

De Belastingdienst kijkt kritisch naar kunstbezit in bv's. De collectie moet een zakelijke functie vervullen binnen de onderneming, zoals decoratie in ontvangstruimtes of als onderdeel van een kunsthandel. Persoonlijke voorkeuren van de dga, huiselijke opstelling en het ontbreken van bedrijfsmatige activiteiten met de kunst zijn rode vlaggen. Voor fiscale erkenning van kunstverliezen gelden strenge eisen. Selectieve verkoop van alleen verliesgevende werken versterkt de indruk van fiscale manipulatie. Dit blijkt uit een uitspraak van rechtbank Gelderland, waarbij een slimme constructie met een dochtervennootschap wordt doorgeprikt.

Selectieve verkoop voor verliesrealisatie

Een projectontwikkelings bv bezit jarenlang een kunstcollectie van 82 werken, voornamelijk uit de Cobra-periode. In december 2017 richt de vennootschap een dochter-bv op. Twee dagen later verkoopt zij selectief 43 schilderijen aan deze dochter voor € 759.700. Dit zijn precies die werken waarvan de getaxeerde waarde lager ligt dan de boekwaarde. Zo realiseert de bv een boekverlies van € 907.145. Twee weken na de verkoop voegt de moedermaatschappij de dochter in haar fiscale eenheid. De Belastingdienst weigert de aftrek van het boekverlies.

Persoonlijke motieven zijn doorslaggevend

De rechtbank stelt vast dat de kunstcollectie is aangekocht ter bevrediging van persoonlijke behoeften van de dga. Verschillende feiten wijzen hierop. De dga heeft een persoonlijke voorkeur voor Cobra-kunst en de collectie hangt in het kantoorgedeelte van zijn woonhuis. De kunst vervult geen enkele functie binnen de onderneming. Na 2009 vindt geen nieuwe aankoop plaats en houdt de vennootschap geen administratie bij van de waardeontwikkeling. Tot de taxatie in 2017 toont belanghebbende geen interesse in de collectie als bedrijfsmiddel.

De constructie faalt

De selectieve verkoop verraadt het werkelijke motief. Alleen kunstwerken met een lagere getaxeerde waarde dan de boekwaarde worden overgedragen om bewust een fiscaal verlies te creëren. De gemachtigde bevestigt ter zitting openlijk dat deze fiscale weg wordt bewandeld om een boekverlies te realiseren. Het moment van oprichting van de dochtervennootschap, twee dagen vóór de verkoop, en de snelle fiscale eenheidsvorming ondersteunen het oordeel dat sprake is van een kunstmatige constructie zonder zakelijke grond.

Eerdere waarschuwing genegeerd

Uit het dossier blijkt dat de Belastingdienst al in 2009 tijdens een boekenonderzoek constateert dat de schilderijen uit persoonlijke motieven zijn aangekocht. Destijds werd afgesproken dat niet meer kan worden afgeschreven op de collectie. Deze eerdere bevinding wordt nu tegen de bv gebruikt.

Bron: Rechtbank Gelderland | jurisprudentie | ECLI:NL:RBGEL:2025:7610 | 09-09-2025